de mijnwerkers schreeuwen dat we om moeten draaien
dofgele veren als waarschuwing op onze kaken
toen ik leerde hoe ik je kon laten schrikken, stopte ik niet meer
de hitte in je gezicht, hoe onhoudbaar je trillen -
ik hield de bom verborgen, in een afgesloten kist
en bleef dreigen met een vonk
toen had ik ons misschien veilig moeten stellen
je een andere rol toe moeten kennen
we hadden elkaar tot vreemdelingen moeten maken
we verdwalen tussen de vogelkooien
en de stem in mijn achterhoofd waarschuwt:
grenzen die je overschrijdt, zijn voorgoed verdwenen
je kunt niet meer terug naar voorheen
we bijten onze tanden stuk
op wat er voor ons in het donker ligt
de zon zweeft uit ons zicht
ik voel de klauwen van kanaries in mijn nek
vogels die onder het zuurstoftekort bezwijken
met een dofgele vleugels naar ons grijpen
we besloten: we laten ons niet verslinden
onze schaduwen al verzwolgen door het witte vuur
ik vertel je niet wat ik over je schouder zie
wanneer de explosie plaatsvindt
ik vraag me af of je het ziet
hoe de lampen kapotspringen
de mijnschacht verlicht
Tekst & Beeld: Merit Vessies